P A N O R A M A No. 5 2 28 DECEMBER
BOEK-SCHOUW
M. EHRENPREIS
Spaansche Visioenen
en Droomen.
Uitgave W. J. Thieme & Cie. Zütphen.
FAe schrijver is Opper-Rabbijn in Zweden
en wanneer hij *n reis door Spanje maakt,
is het verklaarbaar, dat hij dit land vooral
beziet vanuit Israëlietische visie. En daar hij
bovendien een kunstzinnig man is en historicus, is het begrijpelijk, dat dejoodsche
visie een nauw verband wist te vinden
tusschen het verleden en het heden van dit
oude kultuurland, en dat het heden vooral
beteekenis voor hem verkreeg door den
band, die het verbindt met 't verleden. Dit
geeft ons aanleiding tot een enkele kritische opmerking.
In enkele beschouwingen over dat verleden (geloofsstrijd, Jodenvervolgingen, Marano’s enz.) gaat de auteur uit van de
principiëele fout (nawerking van opvoeding wellicht?) dat de instelling van de
Spaansche Inquisitie, en wat daarmee samenhangt, door zuiver godsdienstige motieven werd ingegeven, terwijl het daarentegen godsdienstig-staatkundige waren.
Overigens is dit een merkwaardig reisboek,
WAarin rli» Ie
eschaA. P.
c
I
d(
di
W<
in
so
rui
va
tot
Brusse’s
’dam.
schien
wordt
jfster,
ichten
leven
lende
ooze,
agen,
sten,
dijke
------- genezing örengen. Zij vertelt van verpleging
en verpleegden, alleen met het doel, zooals
zij in een voorbericht bij den tweeden druk
zegt, om te doen inzien, dat een krankzinnige, die schreeuwt, waandenkbeelden
heeft, scheurt en gilt van angst, toch
bij kennis is en juist in dezen toes
zeer vatbaar is voor liefde en toewijc
De lezer voelt dan ook in het boek, dat
de verpleegden zich hun omgeving zeer
goed bewust zijn.
Tragiek ligt in de eenvoudige bladzijden
over den voortdurenden strijd om drie
maanden te kunnen blijven in de zaal der
rustige patiënten (voorwaarde voor ontslag),
de angst dat men dezen termijn niet voleinden kan, strijd, lust tot vernieling, onrust,
— terug naar de ,,achterzaal”, rustig worden
en opnieuw vechten voor de drie maanden.
Neen, sensatie wordt niet gegeven; de
schrijfster vertelt sober en eenvoudig, maar
maakt daardoor diepen indruk, meer indruk
dan welke sensationeele roman of populairwetenschappelijke verhandeling over dit
onderwerp ook.
Het boek, dat intusschen, zooals begrijpelijk, geen lectuur is voor min of meer
zwakke geesten, is opgedragen aan dr.
H. Breukink, „die zijn leven heeft gegeven
voor zijn patiënten/’ H. A.
PROBLEMEN
Alles betreffende deze rubriek te adresseeren aan den heer
H. de Jongh, Panorama, Stationsweg 34, Den Haag.
40
Auteur: H. Rinck
„Magyar Sakkvilag”
Stand in cijfers :
Wit: Kd8, Td4, Pb4, Pb8.
Zwart: Ka5, Dg6, pionnen e4, a6, g7.
Wit speelt en wint.
41
Auteur: P. H. Idzerda, Rotterdam.
Stand in cijfers:
Zwart: 2,3, 4, 6, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 18, 19,
23, 24.
Wit: 16, 17, 21, 27, 28, 30, 32, 33, 34, 35,
37, 38, 39, 44.
Wit speelt en lokt den foutzet uit.
(1.30-25! 24-29? enz.)
42
Een mijner vrienden heeft een reis gemaakt
door China. „Het wonderlijkste avontuur
dat ik er beleefd heb, is het volgende,’' vertelde hij me. „Ergens in een uitgestrekte
laagvlakte staan vier prachtige tempels met
gouden poorten. Voor iedere poort staat
een schildwacht. Ik besloot den eersten
temnel te bezoeken en gaf den schildwacht
>nt, waarop hij me doorliet. In den
d echter werd het geld, dat ik nog in
rak had, op onverklaarbare wijze verdubbeld. Ik verliet toen den tempel en gaf,
zeer in m n nopjes door dit buitenkansje,
den schildwacht aan den uitgang eveneens
40 cent.
Ik bezocht daarop den tweeden tempel,
gaf den schildwacht weer 40 cent. In den
tempel werd m’n geld weer verdubbeld,
waarop ik den schildwacht aan den uitgang weer 40 cent gaf.
Precies hetzelfde herhaalde zich in den
derden en vierden tempel. Toen ik echter
den schildwacht aan den uitgang van den
vierden tempel zijn 40 cent gegeven had.
bemerkte ik. dat ik niets meer bezat.
Hoeveel geld had mijn vriend oorspronkelijk in zijn zak?
OPLOSSINGEN PROBLEMEN
VORIGE RUBRIEK.
36 (G. Ervin). De stand was:
Wit: Kh3, Tf8, Pc5, Ph5, Lh4, Le8,
pion f4.
Zwart: Kf5, Th6, pion f6.
1. Lh4 : f6! enz.
37 (Marius Fabré). De stand was:
Zwart: 3, 6, 10, 11, 13, 14, 16, 17, 18,
19, 20, 23, 24, 26.
Wit: 27, 28, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39,
47. 48, 49.
Wit. Zwart.
1. 27-21! 16:27
2. 32: 12 23:41 (a)
3. 12:23 19: 28
4. 47:36 13-19
5. 33:22 24-29
6. 34:23 19:17
7. 36—31! 26:37
8. 38—32 37:28
9. 39—33 28:39
10. 40—34 39:30
11. 35:4!! Gewonnen.
(a) 2.----- , 23:43; 3. 12:23, 19:28;
4. 49:38, 13—19; 5. 33:22, 24—29;
6. 34:23, 19:17; 7. 37—31, 26:37;
8. 38—32 ! enz. als in hoofdvariant.
38. Ieder meisje had 24 kransen gevlochten.
Ze gaven ieder, aan iedere vriendin 2
kransen. Ze gaven dus ieder 9X2= 18
kransen weg en hielden ieder 24—18 =6
kransen over.
Iedere vriendin kreeg 3X2 =6 kransen.
39. Jan krijgt 72 gulden.
Piet „ 54
Hendrik „ 18 „
Samen 144 gulden.
23
|